Afgelopen week kwam een collega na de kleine pauze mijn kantoor binnen gelopen. ‘Marjolein, ik heb je hulp nodig. Twee jongens zijn in de pauze met elkaar in gevecht geraakt. Wat zich precies heeft voorgedaan weet ik niet… Maar het ging van kwaad tot erger. Ik ben er maar tussen gesprongen. Maar zelfs toen gingen de vuisten over en weer om mij heen. Toen ik vervolgens riep ‘Stop!’, schreeuwden ze naar mij: ‘Ik stop niet!’ Niet voor jou juf!’ Wil je me alsjeblieft helpen? Want ik weet niet wat ik hiermee aan moet…’
Onder toeziend oog van de juf, worden de twee jongens mijn kantoor in gebracht. Ze zien er boos en verwilderd uit. Hun ogen staan op oorlog, maar inmiddels ademen ze rustig en kunnen ze naast elkaar zitten. Ik vraag ze wat er gebeurd is. ‘Juf ik weet het gewoon niet met hem. De hele week houdt hij me al in de gaten en achtervolgt hij me. Ik probeer hem te negeren, maar hij zoekt mij op. Hij kwam zo dicht bij me, dat ik hem greep en wegduwde. Ik vond het niet fijn en kon het niet anders oplossen op dat moment…’
Ik vraag ook aan de ander wat er is gebeurd. ‘Wij vinden elkaar gewoon niet aardig. Ik weet dat hij me aan het negeren was en dat vond ik niet leuk. Ik liep naar hem toe en toen greep hij me vast.’ Het klopt dus wat er is gebeurd?’ vraag ik. De twee jongens knikken allebei. Ik zucht: ‘Tsja en nu….?’ Beide halen ze hun schouders op. Een van hun zegt: ‘We hadden het eigenlijk vorige week al samen opgelost, de oplossing was dat we niet bij elkaar in de buurt zouden komen tijdens het buitenspelen en nu deed ik dat toch.’ Hij steekt zijn hand uit, de ander geeft hem de hand. ‘Sorry, ik had dit niet moeten doen.’
‘Ik vind het goed van je, dat jij je excuses aanbiedt’ zeg ik. ‘Maar dat neemt niet weg wat er gebeurd is. Jullie zitten in de bovenbouw. Jullie hebben een voorbeeldfunctie. Maar omdat jullie niet luisterden naar de juf, tijdens jullie gevecht, brachten jullie niet alleen de juf, maar ook jezelf in gevaar. Daarbij komt ook nog, dat jullie een respectloze reactie gaven naar de juf, wat ik eigenlijk niet kan en mag hier op school. Als ik het protocol strak zou volgen, is dit reden genoeg om jullie nu naar huis te sturen.’ De jongens kijken allebei naar de grond. Ik zie tranen bij beide opkomen. Ik ga verder: ‘Maar omdat ik zie dat jullie allebei spijt hebben en omdat ik van jullie beide terug hoor dat jullie allebei inzien dat jullie fout bezig waren en het eigenlijk al hadden opgelost, geef ik jullie nog een kans. Voorwaarde is wel dat jullie nu zelf je ouders bellen en het verhaal eerlijk vertellen.’
Een voor een bellen de jongens hun ouders. ‘Hoi mama, het ging net helemaal mis op school.’ Ondertussen rollen de tranen over zijn wangen. ‘Hij kwam gewoon te dicht bij en dat wilde ik niet, ik pakte hem vast en we gingen vechten. De juf moest ons uit elkaar halen en…. we gingen gewoon door…’ Hij heeft heel veel verdriet. Zijn moeder benoemd aan de telefoon dat het niet had mogen gebeuren, maar dat ze het fijn vind dat hij eerlijk is. Als het gesprek is beëindigd, veegt hij de dikke tranen van zijn gezicht. Ik kijk hem aan: ‘Wat fijn dat je zo eerlijk bent, ik vind het heel dapper dat je dit zo netjes aan je moeder durft te vertellen.’ Ik zie hem rustig worden, ik geef hem een high five en zeg dat hij terug mag naar de klas. Bij de ander wordt de telefoon thuis niet opgenomen. Na schooltijd krijg ik een telefoontje van zijn moeder om het verhaal te checken. Ik geef aan dat het klopt. Ook zij vind het fijn dat het zo is opgelost.
Beide jongens hadden deze ervaring nodig om verder te kunnen. Op deze manier konden zij onder ogen te zien of zij zich aan hun eigen gemaakte afspraken konden houden. Ook konden ze op deze manier oefenen om eerlijk een verhaal vertellen. Beide hebben mogen ervaren dat eerlijkheid je een goed gesprek oplevert, waar je ervaringen uit kan opdoen. Ervaringen die vertellen dat een verkeerde keuze een leermoment is, om later een goede keuze te kunnen maken.
‘Goede keuzes maak je door ervaring en ervaring krijg je door verkeerde keuzes‘