Een van de redenen dat ik mijn werk zo leuk vind, is de afwisseling die het biedt. Afgelopen donderdag legde ik eerst een stagebezoek af als pabo-opleider en in de middag draaide ik samen met mijn stagiaire op school groep 3.
Bij ons op school ben ik volgens mij een van de weinige collega’s die letterlijk alles op de fiets doet. Ik moet een stagebezoek afleggen in Delft. Een van de pabo-studenten heeft een go nodig voor zijn afstuderen en daarom besluit ik hem ‘live’ te gaan bezoeken. En dus heel sportief op de fiets naar Delft te gaan.
Bij aankomst op de stageschool zijn de leerlingen van mijn student aan het buitenspelen. Na het buitenspelen loop ik samen met mijn student en zijn leerlingen naar binnen. Ik start mijn laptop op en open het beoordelingsformulier.
Al snel kom ik erachter dat ik deze student geen voldoende en dus geen ‘go’ kan geven. Lastig, want ik val vandaag gelijk met mijn neus in de boter. In een gesprek met zijn mentor, blijkt inderdaad dat deze student heel erg struggled deze periode. Hij heeft het moeilijk met de periode die hij thuis zat door het Coronavirus. Al snel komt ook zijn mentor tot de conclusie, hoe erg deze student zijn best dan ook doet, dat hij nog niet klaar is om te kunnen afstuderen. We durven hem beide nog niet los te laten.
Wanneer ik het gesprek met de student voer, geeft hij zelf ook aan dat het ‘niet zo best’ was, ik besluit daarom maar gelijk met de deur in huis te vallen en te vertellen dat het op dit moment nog niet voldoende is. Hij reageert emotioneel, maar had het zien aankomen. Het afgelopen jaar heeft hij veel studieachterstand moeten inhalen en in februari had hij zelf ook al aangeven dat het voor hem misschien fijn zou zijn even een korte pauze te nemen om op adem te komen. Wanneer hij dit zegt, valt er een last van mijn schouders. Ik ben namelijk nu degene die mag zeggen dat hij even zijn rust moet pakken en daarna weer met positieve energie verder mag gaan.
Omdat ik merk dat hij het ondanks dat het een prettig gesprek was toch zwaar heeft, besluit ik voor hem alvast contact te leggen met de pabo. Ook geef ik hem mijn telefoonnummer voor het geval hij nog even wil praten. Ik heb het met hem te doen. Als je jong bent en de lat voor jezelf heel hoog legt, heeft dat niet altijd het effect wat je zou willen.
Na mijn stagebezoek fiets ik terug naar Den Haag. Na de lunch kom ik terug in groep 3. Mijn stagiaire heeft de ochtend gedraaid. Als ik vraag hoe het gaat, geeft ze aan dat de kinderen nogal dromerig zijn. Het is buiten 22 graden en in de klas ietsje warmer. Ik moet die middag zelf de rekenles geven. Ik besluit een actieve werkvorm in te zetten. De kinderen moeten de tijd op de klok aflezen en het antwoord op het wisbordje schrijven, zodat ik het begrip kan controleren. Al snel zie ook ik dat de kinderen erg dromerig zijn, en niet in het hier en nu zijn. ‘Juf mijn wisbordje is weg…’ ‘Juf ik kan mijn stift niet vinden…’ ‘Juf ik ben echt heel moe…’ ‘Wanneer gaan we naar huis?’ Ik maak mijn les af, maar ondanks de actieve werkvormen gaat dit met veel horten en stoten. Ik vind het zielig. Aan het einde van mijn les is het 13.30 uur en de kinderen moeten naar school tot 15.30 uur.
Aan het eind van de middag zijn de kinderen helemaal op. Het thuisonderwijs heeft er voor deze kinderen flink ingehakt. Half naar school en half thuis onderwijs krijgen, valt deze kinderen erg zwaar.
Op vrijdag in de ochtend krijg ik een telefoontje van mijn pabo-student. Hij heeft besloten zijn stage wel af te maken om aan zijn leerdoelen te kunnen werken en een stabiele basis te ontwikkelen, om in de toekomst als goede meester voor de klas te kunnen staan. Ik ben blij dat hij er positief instaat, maar benadruk hem nogmaals dat hij ook echt rustig aan moet doen en zijn rust moet pakken. Hij geeft aan dit wel te gaan doen. Verder vraagt hij of ik over twee weken nogmaals op zijn stage langs kan komen, om te kijken of hij voldoende progressie maakt. Samen plannen we een nieuwe afspraak in. Ik vind het fijn dat hij het vertrouwen in mij niet heeft opgegeven na het slecht nieuws gesprek. En ik hoop ook echt over een paar weken een student te zien, die progressie heeft gemaakt.
‘COURAGE DOESN’T ALWAYS ROAR. Sometimes courage is the quiet voice at the end of the day saying: I will try again tomorrow.’
