Geen categorie

Coronatest en kindgesprek

Afgelopen week begon met de dag van de leraar. De cadeaus die ik voor het team had geregeld, de persoonlijk geschreven kaartjes en de geheel verzorgde lunch werden erg goed door mijn team ontvangen. De meeste collega’s kwamen mij persoonlijk bedanken in mijn kantoor, van anderen kreeg ik een appje met lieve woorden. Dit deed me ontzettend goed en op dat moment wist ik dat ik er goed aan had gedaan deze waardering naar mijn team uit te spreken. Mijn start als waarnemend directeur was niet persé vliegend. Het was best een ‘ding’ om als rol collega, in de rol leidinggevende te stappen bij ons op school. Het was daarom ook erg fijn deze waardering van mijn team terug te horen.

Waar ik maandag een ontzettend leuke dag had gehad, werd ik dinsdagochtend wakker met keel-en oorpijn. Ik wist dat dit een normaal verschijnsel van mij is rond deze tijd van het jaar, maar omdat we ons moeten houden aan de richtlijnen van het RIVM, moest ook ik eraan geloven thuis te blijven en me aan te melden voor een coronatest. Op woensdagochtend kon ik terecht en een aantal uren later kreeg ik te horen dat ik negatief getest was. In overleg met de GGD mocht ik daarom donderdag weer komen werken. De keelpijn was er nog, maar van hoesten en niezen was gelukkig geen sprake.

Gelukkig had ik de dagen dat ik thuis was, wel gewoon gewerkt en TEAMS – en telefonisch overleg gehad met mijn collega’s. De schade rondom deze dagen thuis zitten, viel dus erg mee. Wel waren er twee draakjes die naar me toe werden gestuurd, omdat ze in de klas onwenselijk gedrag hadden laten zien.

Het ging om een ruziënd duo van 8 jaar, die in de klas hadden besloten dat het misschien een goed idee was om op elkaar te spugen en elkaar te duwen. ‘Kunnen jullie mij om de beurt vertellen wat er is gebeurd?’ Het meisje begint. ‘Ik was een andere jongen uit mijn klas aan het plagen, dus ik zei ‘nananana’ en dat deed ik zo (ze doet het voor, met haar handen naast haar oren, haar tong uit haar mond en wiebelend met haar billen). Daarna kwam hij zich bemoeien en gaf mij een duw, ik duwde terug, toen spuugde hij en spuugde ik terug. Ik dacht ik duw hem terug, want mama zegt altijd dat als kinderen mij duwen ik het gewoon terug moet doen.’ ‘Wat is er volgens jou gebeurt? ‘ vraag ik aan de jongen. ‘Nou, zij stond met haar billen naar me toe, ze ging met haar billen schudden. Ik zei ‘Dat is haram’ en ik vond dat ze dat niet moest doen. Daarom gaf ik haar een duw. Zo ging het verder.’ Beide kinderen knikken instemmend. Het meisje geeft aan: ‘Ik wil het graag oplossen, maar hij wil dat niet. Het is een misverstand.’ De kinderen lossen het uiteindelijk samen op, ze vertellen aan elkaar dat het niet had mogen gebeuren. Ze zeggen sorry en beloven dat spugen en duwen op school niet meer voorkomt. Ook geven ze beide aan dit zelf met hun ouders te gaan bespreken. Ik vraag aan de jongen of hij nog even wil blijven zitten. Ik geef aan dat ik het fijn vind dat hij het heeft opgelost, maar wil nog even met hem spreken over het woordje haram. Haram betekent in het Arabisch ´onrein´ of ´verboden´.

‘Ik vind het super fijn dat je net dit conflict hebt opgelost, maar wil het nog even met je hebben over het woord haram.’ De jongen knikt instemmend. ‘Mag ik je vragen waarom je dit woord hebt gebruikt?’ De jongen legt uit: ‘Ik zag haar schudden met haar billen en dat mag niet van mijn geloof.’ ‘Dat snap ik’, zeg ik. ‘Maar is dat verboden op school en is het daarom haram?’ De jongen haalt zijn schouders op. Ik benoem: ‘Ik vind dat dat in dit geval jouw mening is. We zijn een vreedzame school en niet iedereen hier op school begrijpt dat woord. Je mag het van mij denken, maar je hoeft het niet uit te spreken. Wat had je anders kunnen doen?’ ‘Ik had kunnen zeggen dat ik het niet leuk vond dat ze dat deed…’ ‘Ja heel goed, dat zou je zeker kunnen zeggen. En was dit iets wat naar jou toe was bedoeld?’ ‘Nee’, zegt de jongen. ‘Oké, kunnen we dan afspreken dat je dit niet meer zo benoemd op school? En dat je dit zoals we hadden afgesproken, ook zelf met je moeder gaat bespreken?’ De jongen knikt instemmend.

De volgende ochtend spreek ik met zijn moeder op het schoolplein. ‘Juf, ik snap echt niet dat hij het woord ‘haram’ op school gebruikt. We hebben het thuis over het verschil in halal en haram, maar hij had gewoon tegen haar kunnen zeggen dat hij het niet leuk vond. En bovendien, het was niks wat bedoeld was naar hem. Ik snap niet dat hij is gaan duwen en spugen.’ Ik lach, ‘Dat is fijn om te horen mevrouw, we zitten in ieder geval op een lijn.’ ‘Sorry voor wat mijn zoontje heeft gedaan’, benoemt ze. ‘U hoeft uw excuses niet aan te bieden hoor. Hij leert het vanzelf. Fouten maken mag!’ ‘Ze lacht, ‘Dank je wel juf!’ en ze loopt het plein af.

Ik vind dat elk kind zich goed moet voelen op school. Ik vraag daarom altijd door en ga het gesprek aan. Ik probeer ze uit te leggen wanneer ze hun mening uit mogen spreken en wanneer ze deze beter voor zich kunnen houden. Op deze manier probeer ik ze bewust te maken van wie ze zijn, wat hun eigen normen en waarden zijn en dat je op school fouten mag maken, zonder dat iemand persé boos op je word. Ga het gesprek aan met het kind en laat weten dat ze recht hebben om te herstellen wat ze hebben gedaan. Alleen dan voelt een kind zich echt gehoord.

You can’t go back and change the beginning, but you can start where you are and change the ending.

Geef een reactie

Ontdek meer van Dream & Create by Marjolein

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder